The Cure is terug
Zanger en boegbeeld Robert Smith, die vaak de ‘Godfather of Goth’ wordt genoemd, heeft samen met The Cure Songs of a Lost World uitgebracht, hun eerste nieuwe album in 16 jaar.
Uitgesmeerde lippenstift, een wirwar van stekelig haar en een smekende, bijna melodische zangstem: als je niet meteen aan Robert Smith van The Cure denkt bij deze omschrijving, lees je wellicht het verkeerde artikel.
De Godfather of Goth
Zoals gezegd wordt Smith vaak de ‘Godfather of Goth’ genoemd. Na een stilte van 16 jaar heeft hij met The Cure dus Songs of a Lost World uitgebracht. Natuurlijk voelt 16 jaar als een eeuwigheid. Maar kijkend naar bands uit dezelfde periode – denk aan Tool, The Chameleons, EMF – die na lange tijd met nieuw materiaal komen, is het geen verrassing dat Smith en zijn band weer van zich laten horen. Toch heeft The Cure door de jaren heen altijd een ietwat raadselachtige positie ingenomen.
Bescheiden begin
Smith groeide, net als veel van zijn generatiegenoten, op in een middenklassemilieu. Zijn jeugd speelde zich af in Crawley, op ongeveer een uur rijden ten zuiden van Londen. Hij en zijn zus Janet kregen allebei pianoles. Omdat zij een ware pianovirtuoos bleek, stapte Smith uiteindelijk over op gitaar, waarbij zijn oudere broer Richard hem de basisprincipes bijbracht.
In de vroegste vorm van de band, toen nog Easy Cure geheten, was Smith niet eens de zanger. Hij speelde piano en werd later “de dronken slaggitarist die al die rare nummers schreef,” zoals hij in 1989 aan Musician vertelde. Maar in 1977, na het tekenen van een platencontract, stopte de toenmalige zanger en nam Smith in oktober van dat jaar zijn plaats in tijdens demopnames. Geen van die opnames werd officieel uitgebracht.
Begin 1978 bleef de band over als een trio: Smith als voorman en zanger, met Michael Dempsey op bas en Lol Tolhurst op drums. De eerste single van The Cure, “Killing An Arab” (1978), was een gezamenlijke tekstuele inspanning, gekenmerkt door staccato muziek en een verkeerd begrepen boodschap. Controverse bleef niet uit en Smith zag zich genoodzaakt de titel te verdedigen.
“Het is niet racistisch”
“Het is niet racistisch, als je weet waar het lied over gaat. Het is geen oproep om Arabieren te doden,” verduidelijkte hij in 1978 in een interview met New Musical Express. Toch werd “Killing An Arab” niet opgenomen op hun debuutalbum, Three Imaginary Boys, dat in mei 1979 uitkwam. De postpunk-beweging was in opkomst, en de band omarmde dat geluid volop, inclusief een energieke cover van “Foxy Lady” van The Jimi Hendrix Experience.
Op weg naar goth rock
De volgende drie albums – Seventeen Seconds, Faith en Pornography – legden de basis voor wat nu wordt gezien als de kernidentiteit van The Cure: goth rock. Dit genre wordt gekenmerkt door sombere muziek en zwaarmoedige teksten. De band raakte er dermate in verstrikt dat ze eind 1982 op knappen stond en feitelijk even uit elkaar viel.
Smith, die in 1979 als gitarist vrijwillig had bijgesprongen bij Siouxsie and The Banshees, keerde in 1982 als officieel lid bij hen terug en bleef tot 1984. In die periode droeg hij bij aan hun bekende cover van The Beatles’ “Dear Prudence” (1983). Desondanks had Smith The Cure niet definitief opgegeven, wat bleek uit de single “Let’s Go to Bed,” uitgebracht in november 1982. Hoewel hij het een “stom” popnummer noemde, bereikte het een nette 44e plaats in de Britse hitlijsten.
Een nieuwe richting
Deze veranderende stijl dwong Smith na te denken over de toekomst van The Cure. Terwijl hij ook actief bleef bij Siouxsie and The Banshees, werkte aan zijn zijproject The Glove, en zag hoe Siouxsie en drummer Budgie hun eigen project The Creatures startten, bracht The Cure in 1983 toch twee singles uit: “The Walk” in juni en “The Lovecats” in oktober. Vooral “The Lovecats,” met zijn eigenaardig plonkerige geluid en hilarische videoclip, trok de aandacht.
In 1984 besloot Smith zich weer volledig op The Cure te richten – een stap die Siouxsie hem volgens een interview in Uncut uit 2005 nog steeds kwalijk nam, omdat hij vlak voor een tour zou zijn opgestapt. Smith ging echter door en later dat jaar verscheen The Top, de eerste Cure-plaat in twee jaar, die wisselend werd ontvangen.
Bassist Simon Gallup, die de band eerder had verlaten na ruzie met Smith, keerde terug. Met de singles “In Between Days” en “Close to Me” van het album The Head on the Door (1985) omarmde The Cure duidelijker een pop- en synthesizergericht geluid. Dat bleek een slimme zet die hen meer aandacht opleverde, vooral in de Verenigde Staten.
Doorbraak naar de mainstream
The Cure vond al snel bredere erkenning in het mainstreamcircuit, mede omdat Smith zijn goth-persoonlijkheid wist om te buigen naar een breder geaccepteerd imago. In het kielzog van de opkomst van collegeradio in de late jaren 80 en vroege jaren 90, groeide hun bekendheid nog verder. Nummers als “Why Can’t I Be You?”, “Fascination Street” en “Friday I’m in Love” hielden de band in de spotlights, geholpen door Smiths bereidheid tot samenwerking en de overkoepelende ‘alternatieve’ status van The Cure.
Tegelijkertijd bracht de band in de loop der tijd regelmatig compilaties en live-albums uit, tussen de studioplaten door. Maar vanaf de vroege jaren 2000 begon hun commerciële aantrekkingskracht te verminderen. De wisselende kwaliteit van zowel de nummers als de productie – met als voorbeeld de gemengde reacties op hun titelloze album uit 2004 – zorgden voor verdeelde meningen bij critici over de koers van de band.
Wederopstanding
Met 4:13 Dream (2008) keerde Smiths gezelschap terug naar een geluid dat fans herkenden als typisch The Cure. De single “The Only One” klonk energiek en optimistisch, en de plaat werd in z’n geheel als een frisse herstart ontvangen. Niemand kon toen vermoeden dat het 16 jaar zou duren voordat er weer echt nieuw werk zou verschijnen.
Op 1 november 2024 was het dan zo ver: Songs of a Lost World kwam uit, een album met acht nummers dat The Cure opnieuw in de schijnwerpers heeft gezet. Al sinds hun opname in de Rock and Roll Hall of Fame in 2019 was de band weer wat zichtbaarder. De huidige formatie – Smith, Gallup, drummer Jason Cooper, toetsenist Roger O’Donnell en gitarist Reeves Gabrels – speelt het nieuwe materiaal al een paar jaar live.
Een persoonlijk hoogtepunt
Dit specifieke album wordt alom geprezen om Smiths “prachtig donkere” songwriting, die volgens velen de meest persoonlijke uit zijn hele carrière is. In de wetenschap dat de 65-jarige Smith nu onontkoombaar met zijn eigen sterfelijkheid wordt geconfronteerd, sluit de zware, anthemic gitaar van Gabrels hier naadloos bij aan. Zo weet The Cure zowel hun trouwe achterban als een nieuwe generatie luisteraars te bereiken, en bewijst de groep even relevant te zijn in het streamingtijdperk als ze 16 jaar geleden op de radio waren.
Bovendien behaalde The Cure met Songs of a Lost World voor het eerst in 32 jaar weer een nummer 1-notering in de Britse hitlijsten. Smith reageerde verheugd: “Het is ongelooflijk opbeurend en hartverwarmend om zo’n geweldige reactie te krijgen op de release van het nieuwe Cure-album.
“Aan iedereen die het heeft gekocht, beluisterd, ervan genoten en jarenlang in ons heeft geloofd — DANK JULLIE WEL!”